Wet op de vennootschapsbelasting 1969 art. 17 ( tekst 2015)
17
Objectieve belastingplicht 1 Ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen wordt de belasting geheven naar het belastbare Nederlandse bedrag; artikel 7, vijfde lid , is van overeenkomstige toepassing.
Belastbaar Nederlands bedrag 2 Het belastbare Nederlandse bedrag is het in een jaar genoten Nederlandse inkomen verminderd met de op de voet van Hoofdstuk IVte verrekenen verliezen uit Nederlands inkomen; artikel 7, vierde lid , is van overeenkomstige toepassing.
Onderdelen Nederlands inkomen 3 Het Nederlandse inkomen is het gezamenlijke bedrag van:
  • a. de belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming, zijnde het bedrag van de gezamenlijke voordelen die worden verkregen uit een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting in Nederland of van een vaste vertegenwoordiger in Nederland (Nederlandse onderneming);
  • b. het belastbare inkomen uit een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001in een in Nederland gevestigde vennootschap, niet zijnde een vrijgestelde beleggingsinstelling, indien de belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan en dit aanmerkelijk belang niet behoort tot het vermogen van een onderneming;
  • c. de belastbare winst van een op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigd lichaam voor zover die wordt behaald uit een op de BES eilanden gedreven onderneming met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden en die vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van artikel 5.2 van de Belastingwet BESvoor de toepassing van de opbrengstbelasting als bedoeld in hoofdstuk V van de Belastingwet BESniet op de BES eilanden maar in Nederland zou zijn gevestigd indien de vaste inrichting een lichaam zou zijn geweest of de activiteiten van de vaste vertegenwoordiger in een lichaam zouden zijn ondergebracht.
4 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, is afdeling 4.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001van overeenkomstige toepassing.
Ontgaan dividendbelasting 5 In afwijking van het derde lid, onderdeel b, wordt, indien het aanmerkelijk belang wordt gehouden om de heffing van alleen dividendbelasting te ontgaan, het in aanmerking te nemen belastbare inkomen uit dat aanmerkelijk belang gesteld op 15/H gedeelte van de ontvangen opbrengst, bedoeld in de Wet op de dividendbelasting 1965, uit dat belang. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22 , geldend voor het jaar waarin het voordeel is genoten.